h

REACTIE OP (NIET-)BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN

10 april 2009

REACTIE OP (NIET-)BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Geacht College,

Middels deze brief willen wij onze waardering uitspreken voor uw schrijven van 27 Maart j.l. waarin u enkele van onze op 17 februari gestelde vragen, met betrekking tot de economische crisis, beantwoordt. U geeft een evenwichtig beeld van de huidige stand van zaken, en wij gaan dan ook uit van een vruchtbare verdere samenwerking naar gelang de ontwikkelingen zich verder ontvouwen.

Op de vragen die mijn fractie stelde over de toedracht over een uitspraak van een lid van het College gaat u echter niet in.

U geeft hierbij ruimte voor een vrije interpretatie hierover, en ik kan me voorstellen dat het als volgt is geschied. De presentatrice stelde de wethouder een vraag waarop hij niet was voorbereid. Noodgedwongen een antwoord te improviseren had hij niet de toen al gangbare voorspellingen paraat. Het College taxeerde de uitspraak niet als dusdanig belangrijk genoeg om het voorval nadien nog te bespreken. Dit zou een alleszins plausibele en acceptabele verklaring zijn; het verbaast mijn fractie dan ook dat u deze verklaring niet geeft.

U moet ook begrijpen dat wij enigszins verontwaardigd zijn over het niet-beantwoorden van deze vragen. Het is het onvervreemdbare recht, alsmede de plicht, van een volksvertegenwoordiger om bestuurders om verantwoording te vragen over hun functioneren. Hiertoe behoren ook openbare optredens. Het past bestuurders dan ook niet om naar eigen goeddunken vragen wel of niet te beantwoorden. Wanneer het College uit gaat maken welke vragen van de lokale volksvertegenwoordiging een antwoord waardig zijn ?? en dus: welke vragen er gesteld mogen worden door de volksvertegenwoordiging ?? ontstaat er een Swiebertjespolitiek waarin Burgemeester en Wethouders belangrijkdoenerig met de scepter zwaaien en de Gemeenteraad is gedegradeerd tot een veredelde hobbyclub.

Indien de u ontgane relevantie van de vragen echt zo zwaarwegend is voor de beantwoording van onze vragen, had u er ook voor kunnen kiezen contact met mij op te nemen ?? opdat ik één en ander kon toelichten. Het is spijtig dat u zulks niet gedaan heeft; ik had met liefde de benodigde verheldering gegeven en eventueel had ik ?? in goed overleg met u ?? de vragen kunnen laten vervallen. Uw keuze om uit eigen beweging, zonder overleg met de vragensteller, schriftelijke vragen vanuit de raad van een antwoord te onthouden, is een onterechte en zelfs kwalijke keuze geweest. Zij siert u niet; noch past zij bij de positie die u bekleedt in de gemeenschap en de verantwoordelijkheid die u tegenover deze gemeenschap vervult.

Uiteraard besef ik dat er de nodige tijd verstreken is tussen de uitspraak van de Wethouder en het stellen van de vragen. Wij hebben hier zelf ook mee geworsteld. Had mijn fractie de vragen gesteld in de week waarop de Wethouder zijn uitspraak deed, dan zou ons stemmingmakerij kunnen worden toegedicht. De gangbare voorspellingen wezen er weliswaar op dat de kredietcrisis over zou slaan op de reële economie, zulks wás nog niet gebeurd. De fout van de Wethouder was nog niet bewezen.

Toen de berichten over de aangevraagde werktijdverkortingen en faillissementen binnenkwamen, was het bewijs voor de onjuistheid van de uitspraak van de Wethouder bewezen. Hiermee werden vragen omtrent de uitspraak relevant; ons leek dit het geëigende moment om het College om een verantwoording te vragen. Indien u een andere zienswijze bent toegedaan vernemen wij dit graag van u, opdat wij hier rekening mee kunnen houden voor wat betreft het moment van vragen stellen in voorkomende gevallen.

Voor wat betreft deze brief laten wij het graag aan uw eigen inzicht en wijsheid over of u een reactie geeft. Indien u besluit over te gaan tot een reactie, zou het u sieren om alsnog een moment stil te staan over de toedracht van de gewraakte uitspraak. Wellicht zou u aan kunnen geven welke van onderstaande scenario??s van toepassing was.
a)De Wethouder dacht makkelijk te kunnen scoren met de uitspraak, in de hoop dat men de uitspraak vergeten zou zijn wanneer de crisis toe zou slaan in Veenendaal. (Wij willen hier niet van uitgaan, maar het niet beantwoorden van onze vragen wekt wel de schijn op.)
b)Het scenario, zoals beschreven in de tweede alinea van deze brief, waar wij vooralsnog vanuit gaan en waarbij wij het College geen euvel duiden ?? afgezien van de kwalificatie die wij het statement toedichten.
c)Een ander scenario, waaraan wij thans nog niet dachten, is van toepassing.

Zoals gezegd laten wij het aan u of u reageert op déze brief. Het behoeft waarschijnlijk geen verder betoog dat wij het niet-beantwoorden van vragen in het vervolg niet zullen accepteren. Wij hopen dat u dit begrijpt en in acht neemt.

Tot slot rest mij enkel de hoop uit te spreken net zo prettig met u te kunnen samenwerken als dat wij de afgelopen drie jaar voornamelijk gedaan hebben. Indien u deze brief nog voor het weekeinde leest, wens ik u ook goede paasdagen toe.

Hoogachtend,

Jan Breur
Fractievoorzitter SP

U bent hier