Invloed met impact… voor de 99%
Invloed met impact… voor de 99%
… en wat we daarbij van Virginia Woolf
kunnen leren
Longread
Een paar weken terug las ik het boek Three Guineas van Virginia Woolf. Ondanks dat het ging over de hogere klassen in het Engeland van 1938 raakte ik geïntrigeerd door haar ideeën over de positie van vrouwen en hun gedrag, en de invloed die dit kan hebben op het functioneren van de maatschappij.
Vandaag, op 8 maart, is het Internationale Vrouwendag. De thema's die Woolf in Three Guineas behandelt, sluiten goed aan bij het thema van internationale vrouwendag 2021; Invloed met impact. "Een thema dat positiviteit uit dient te stralen. Omdenken in een pure vorm," aldus de website www.internationale-vrouwendag.nl. (i) Ik moet eerlijk zeggen dat ik bij het lezen van zinnen als deze, of bij "Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om de wereld een beetje mooier te kleuren maar dan op een positieve manier" de neiging heb om de website met laptop en al het raam uit te gooien en er zelf achteraan te springen. Als ik de betekenissen van de woorden 'invloed' en 'impact' namelijk opzoek, zie ik dat ze synoniem van elkaar zijn. Van impact valt verder te zeggen het oppervlak van het ene voorwerp wordt vervormd of bewogen door de kracht van een ander voorwerp. De bedoeling van dit thema was volgens mij nou juist om iets minder hard ergens op te knallen. Impact zou je ook kunnen zien als het tegenovergestelde van dingen uit elkaar halen, oftewel; mensen bij elkaar brengen in plaats van polariseren.
Laat ik maar even doen of dat er mee bedoeld wordt, want het thema sluit wel aan bij wat Woolf te zeggen heeft
Positieve verandering
Woolf schreef Three Guineas aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. In haar reizen naar Duitsland en Italië had ze gezien wat fascistische ideeën met een land deden. Het boek moet een brief voorstellen, waarin de verteller antwoord geeft op de brief van een welgestelde man die haar vraagt hoe een oorlog te voorkomen. Een Guinea is een oude Engelse munt ter waarde van 21 shillings. De prijs van kostbare aankopen werd vaak aangegeven in Guinea's. De titel van het boek zegt dus al dat het Woolf om kostbare (sociale) zaken ging. De verteller in het boek heeft drie Guinea’s te besteden. Waar kan een vrouw, dochter van gegoede burgerij, die drie Guinea’s nou het beste aan uitgeven als ze wil helpen oorlog te voorkomen?
"Verdraagzaamheid lijkt steeds verder weg te drijven terwijl juist in deze tijden saamhorigheid een waardevol goed kan zijn. (….) Hoe kunnen wij als vrouwen op een positieve manier zorgen voor verandering?" Aldus de website van Internationale Vrouwendag. Dat ligt dicht bij de problemen die Woolf wilde voorkomen en vooral bij de manier waarop ze dat wilde doen. Haar betoog is erop gericht te zoeken naar manieren voor vrouwen om invloed uit te oefenen met een positief effect; het tegenhouden van een oorlog.
In haar 157 pagina's tellende brief omschrijft Woolf hoe het leven van de groep vrouwen uit de hoogste klasse eruit heeft gezien, welke mogelijkheden ze hebben, maar vooral ook welke mogelijkheden ze niet hebben. Woolf vond echter niet dat vrouwen precies dezelfde levens als mannen uit die klasse moesten gaan leiden. Hoewel ze pleitte voor betere inkomens en meer vrijheid voor vrouwen, wist ze ook te beargumenteren hoe vrouwen die bijzondere positie die ze hadden juist konden benutten ten bate van de vrede en vrijheid van Engeland. Want de strijd van vrouwen voor meer vrijheid was volgens haar precies dezelfde strijd als die voor vrede in een natie. Je zou eigenlijk niet voor het ene en tegen het andere kunnen zijn. Een maatschappij waarin mannen bepalen wat vrouwen allemaal wel, en vooral wat ze niet mogen, is gegrond op dezelfde principes als een maatschappij waar een dictator bepaalt wat Joden mogen doen en laten. De structuur van het patriarchaat zorgde er mede voor dat fascistische ideeën voet aan de grond konden krijgen/ zich konden wortelen in de samenleving.
Geen klassen?
De kritiek die Woolf vaak krijgt is dat ze elitair zou zijn en alleen over haar eigen 'upper-middle class' kon schrijven.(ii) Nou is het klassensysteem in deze tijd en hier in Nederland heel anders dan in het Engeland van die tijd, maar nog steeds bestaat er zoiets als feminisme voor alleen de eigen klasse. Sterker zelfs, als we de kritiek mogen geloven is dat alles wat nog van het feminisme over is; een beweging die gericht is op het steeds hoger opklimmen van een steeds kleinere groep met veel salaris en weinig oog de malaise van de overgrote meerderheid. Zo hebben Anja Meulenbelt en Ewald Engelen kritiek op vrouwen zoals Hilary Clinton of Neelie Kroes. Het lijkt deze vrouwen, en hun aanhang, alleen maar te gaan om opklimmen naar de top. Is het aantal vrouwen in de top van het bedrijfsleven de enige graadmeter van geslaagde vrouwen emancipatie? En tegen welke prijs?
In De mythe van de gemaakte vrouw zegt Ewald Engelen het volgende: "Kleine meisjes moeten net zo goed als jongens kunnen dromen van presidentschap, ook al moeten ze zich daarvoor uitleveren aan het grootbedrijf, hun gezinsleven eraan geven, zichzelf transformeren in machtsgeile psychopaten en werkweken van meer dan 80 uur draaien."(iii)
Engelen heeft het over 'vraatzuchtig bovenklasse feminisme' als hij een feminisme omschrijft dat "een kritiekloze reproductie van masculiene en ten diepste neoliberale criteria van maatschappelijk succes impliceert."(iv)
Meulenbelt verwoordt het iets begrijpelijker wanneer ze praat over directeurenfeminisme, waarbij een handjevol vrouwen de ziel verkocht heeft aan het heersende systeem.
Vrouwen die zich opwerken naar de top en daar alle eer en geld voor krijgen, vergetend dat ze leunden op het werk van talloze andere vrouwen; huishoudsters, nanny’s, au pairs, schoonmaaksters, vaak met een migranten achtergrond. Die laatste groep moet soms hun eigen kinderen achterlaten in het thuisland om zo wat geld te verdienen. (De mannen in hoge functies leunen evengoed op deze vrouwen natuurlijk.) Dragen die topvrouwen allemaal persoonlijk de schuld van de armoede van al die andere vrouwen? Niet perse, de schuld ligt eerder bij de kapitalistische maatschappij zelf dat het huidige systeem in stand houdt en de verschillen vergroot. Dat is wat Cinzia Arruzza, Titha Bhatttarcharya en Nancy Fraser stellen in hun manifest genaamd Feminisme voor de 99%.
Arruzza, Bhattacharya en Fraser zeggen hetzelfde als Anja Meulenbelt twee jaar eerder schreef in Feminisme, terug van nooit weggeweest. Het nadeel van het economische systeem dat we nu hebben is dat het vooral draait om werk waar we geld aan kunnen verdienen. Terwijl de bedrijven voor een belangrijk deel draaiende worden gehouden door het slecht betaald en onbetaald werk. De 'productie van mensen' wordt gescheiden van de 'productie van winst'. Met de productie van mensen wordt niet alleen het krijgen van kinderen bedoeld, maar ook het opvoeden ervan, de zorg voor- en onderwijzing van anderen. Het voorziet de mensenmaatschappij en de productiemaatschappij van materiële, sociale en culturele voorwaarden. Arruzza, Bhattacharya en Fraser noemen dit de 'sociale reproductie'.(v)
Die sociale reproductie wordt ondergewaardeerd en veronachtzaamd. Degenen die sociaal-reproductieve arbeid verrichten worden niet betaald of onderbetaald en bevinden zich daarmee vaak in een positie van ondergeschiktheid. En ja, die sociaal-reproductieve arbeid wordt vaak verricht door vrouwen, door migranten, door armen, door mensen met een handicap. Sociale reproductie is daarom een feministische kwestie, maar wel een die op elk punt doorkruist wordt door lijnen van klasse, ras, seksualiteit en natie.
Feminisme wordt nogal eens verward met individuele vrouwen die carrière maken, terwijl het zou moeten opkomen voor iedereen die uitgebuit, gedomineerd en onderdrukt wordt. Volgens Anja Meulenbelt houdt feminisme in: "eerlijk delen en niet slaan."(vi) Feminisme kan alleen slagen als het ook socialistisch, anti-rascistisch, ecologisch is en samenwerkt met alle andere bewegingen die opkomen klimaatrechtvaardigheid, goed en gratis onderwijs, ruime publieke diensten, betaalbare huisvesting, gratis universele gezondheidszorg, een wereld zonder racisme, een wereld zonder oorlog. Feminisme dat er is voor 99% van de mensen, en niet voor de 1% rijkste en machtigste.
Onlangs is in Nederland nog gebleken dat we zo'n vorm van feminisme heel hard nodig hebben. In de kinderopvangtoeslagenaffaire werden duizenden ouders slachtoffer van onterechte fraudeverdenkingen of een heel harde fraude aanpak. Niet toevallig waren dit vaak alleenstaande ouders, vaak vrouwen, met veelal een biculturele achtergrond of een dubbel paspoort, en veel van deze gezinnen hadden voor deze affaire ook al moeite het hoofd boven water te houden. Er was sprake van institutioneel racisme; de belastingdienst selecteerde op een dubbele nationaliteit en sommige medewerkers schreven over "een nest Antillianen" of "zwartjes", zonder hiervoor gestraft te worden.(vii) De grondbeginselen van de rechtstaat werden geschonden, belangrijke informatie werd niet vrijgegeven, en deze machtshebbers konden daar jarenlang behoorlijk goed mee wegkomen. De slachtoffers daarentegen moesten vechten om gehoord te worden en voelden zich vaak een roepende in de woestijn. Hun ras, geslacht en/of economische positie werkten in hun nadeel.
De afhankelijke vreemdeling
Woolf meende, net als het (rechtse) feminisme, dat het belangrijk was dat vrouwen betaald werk hadden en hun eigen inkomen konden verdienen. En hoewel zij in haar betoog weinig zei over vrouwen in de lagere klassen die geen andere keuze hadden dan werken, verzette zij zich evengoed tegen het idee van de eenling die zich ten koste van alles opwerkt naar boven toe om zo net zoveel geld en macht te hebben als de mannen van diezelfde klasse. Sterker zelfs, ik denk dat de toestand van de vrouwen van die klasse in die tijd best wel wat overeenkomsten heeft met de groep vrouwen/ mensen waar Meulenbelt en Arruzza, Bhattacharya en Fraser voor opkomen.
Ook Woolf had oog voor al die onbetaalde arbeid die vrouwen verrichten. Het enige beroep dat openstond voor vrouwen in haar tijd was het beroep van moeder en echtgenote. Het beroep waarbij je een aantal kinderen baart, het huishouden draait, ouderen verzorgt, zieken bezoekt. Het beroep waar geen naam en geen salaris voor is, maar wat wel door talloze vrouwen werd en nog wordt uitgevoerd.
Woolf omschreef de vrouwen van haar klasse als vreemdelingen in het land waar ze woonden. Een Engelsman was trots op de scholen en universiteiten, op de vrijheid, op de democratie en zou het daarom altijd willen verdedigen. Maar aangezien vrouwen daar allemaal geen deel van uit mochten maken, had ze eigenlijk ook geen enkele reden om er trots op te zijn of het te verdedigen. Ze hadden noch deel aan de rechten, noch deel aan de plichten die hierbij hoorden. En dus weinig reden om zich in een oorlog te storten en te vechten voor een land.
Jarenlang hadden vrouwen in een samenleving gewoond waar ze werd verteld: je mag niks leren, je mag niks verdienen, je mag niks bezitten, je mag niks beslissen. (viii)
Als een man het patriottisme in haar wilde aanwakkeren en zei "ik vecht voor ons land," dan zou die vrouw zich moeten afvragen wat van 'ons land' er eigenlijk van haar is. Ze zou ontdekken dat het land haar als een slaaf behandeld had; haar bezit, educatie en inkomen ontzegd had. Het land was niet meer van haar zodra ze met een buitenlander trouwde, want dan zou ze zelf ook een buitenlander worden. Het land had haar manieren om zichzelf te beschermen ontzegd en dwong haar een grote prijs te betalen om haar door een ander te laten beschermen:
"… in fact, as a woman, I have no country. As a woman I want no country. As a woman my country is the whole world."(ix)
Tegenwoordig heeft bijna iedereen stemrecht, het recht om naar school te gaan en een eigen inkomen te verdienen. Wettelijk gezien in ieder geval. En dat is waar 'links feminisme' het probleem ervaart. Zodra iemand wettelijk rechten heeft, wordt er in een kapitalistische samenleving min of meer vanuit gegaan dat je het daarna zelf kan en moet doen. "Studeren, werken, geld verdienen? Tuurlijk, ga je gang! Ik ga weer naar mijn directeurskamer, succes ermee!"
Terwijl een kleine elite bezig is het ‘glazen plafond’ te doorbreken, mag de grote meerderheid klaar staan om de scherven op te ruimen, zoals Arruzza, Bhattacharya en Fraser het omschrijven. Ze schrijven hoe vooral vrouwen zonder papieren kwetsbaar zijn voor uitbuiting en geweld.
Geen papieren betekent in de praktijk geen hulp, terwijl alle Europese lidstaten zich ertoe verbonden hebben om alle vormen van geweld op vrouwen en meisjes, ongeacht hun verblijfsstatuut, te voorkomen, te bestrijden en te bestraffen.(x)
Ik kan me zo voorstellen dat deze vrouwen, en bijvoorbeeld de vrouwen die als huishoudster of schoonmaker werken in het ene land, om het geld op te sturen naar hun kinderen in het land van herkomst, zich voelen zoals de vrouwen die Woolf omschrijft. In theorie mogen ze van alles, maar in de praktijk kunnen ze geen kant op en zijn ze afhankelijk, niet perse van hun mannen, maar van een economisch systeem dat de hele wereld omvat en degenen met de macht die de landsgrenzen hanteren. De hele wereld is hun land, en niets in het land is van hen.
Een eigen inkomen
Als je min of meer een bezit of een arbeidsinstrument bent geworden, als vrouw, als man, als mens, dan is de behoefte om je ergens hard voor te maken, voor oorlog, voor polariserende discussies, waarschijnlijk veel minder groot, dacht Woolf.
De mannen van haar klasse waren goed opgeleid en hadden op de universiteiten geleerd te presteren, de competitie aan te gaan, examen te doen, een titel te krijgen en die titel te behouden en uit te dragen. Hun kleding was beladen met accessoires (linten, strepen, rozetten, emblemen, pruiken, hoeden) die hun positie, hun rol, hun bezit in de maatschappij symboliseerde. Nog opvallender dan uiterlijke symbolen, waren de ceremonies waar men deze symbolen geacht werd te dragen. Knielen, buigen, plaatsnemen op een bijzondere stoel, eerbetoon aan andere voorwerpen of kunstwerken die iets symboliseren. Door hun superioriteit in intellect of afkomst uit te dragen in kleding of door titels aan hun naam toe te voegen, werd jaloezie en competitie aangemoedigd, die op hun beurt weer een aanmoediging waren om voor een oorlog te zijn.(xi)
Maar je tegen een oorlog uit te spreken, of je leven daarop in te richten, vraagt wel enige onafhankelijkheid. Wie geen stemrecht heeft en niet mag werken buitenshuis en geen bezit mag hebben, heeft geen invloed. Wie voor eten en onderdak volledig afhankelijk is van een ander, zal de ander niet gauw tegen spreken en als je dat wel doet, zal het weinig positief effect hebben. Je moet wel invloed hebben om het te kunnen uitoefenen.
Vrouwen uit de hogere klassen konden niet eens staken, en in dat opzicht waren ze nog zwakker dan de vrouwen uit de werkende klassen. Ze hadden alleen de indirecte invloed op de mannen uit hun eigen klasse. Onopvallend beïnvloedden vrouwen binnen hun eigen gezin hun vaders, broers en mannen. Als dat alle invloed is die we hebben, dan kunnen we net zo goed helemaal niks doen, meende Woolf.(xii)
Maar de tijd was aangebroken dat vrouwen wel stemrecht hadden en dat ze wel mochten werken en dus een eigen inkomen konden verdienen. En een eigen inkomen maakte hen minder afhankelijk van hun vader of man. Het woord 'invloed' was voorgoed veranderd omdat het niet langer afhankelijk was van het inzetten van charme waar het altijd mee gepaard moest gaan. De vrouw kon haar mening geven, zeggen wat ze vond en dacht tegen haar vader en broers, zonder rekening te moeten houden met de gevolgen voor haar onderhoud.
Zoals al bleek uit de ideeën van Meulenbelt en Arruzza, Bhattacharya en Fraser zijn er nog steeds massa’s vrouwen, maar ook mannen in een vergelijkbare ongelukkige positie.
Met het recht om te gaan werken voor een inkomen, zag Woolf wel weer een nieuw probleem voor vrouwen. Want een goede baan krijgen betekent dat je naar de universiteit bent geweest. En dat was nou juist de plek waar de concurrentie, het uiterlijk vertoon, het verdedigen van titels en posities aangewakkerd wordt. Toch ging de eerste Guinea naar onderwijs voor vrouwen.
Maar dan, als het diploma er was, dan moest er nog een baan gevonden worden. En vrouwen verdienden veel minder dan mannen. Ze kregen ook niet dezelfde vacatures en posities aangeboden als die mannen. De tweede Guinea ging dus naar een organisatie die vrouwen aan het werk probeerde te krijgen. Maar wel onder belangrijke voorwaarden!
De positie die werkende mannen hadden was namelijk ook niet ideaal in de ogen van Woolf. Ze geeft voor beelden van thuis doorwerken tot diep in de nacht, nooit iets meekrijgen van je kinderen of niet eens merken hoe de seizoenen veranderen, hoe de eerste bloesem opkomt en de laatste appels van de bomen vallen, van dokters die hun gezin op zondag en op kerst nauwelijks kunnen zien. Je moet voldoen aan verplichtingen waar je niet achter staat, die je barbaars vindt, je bent bepaalde loyaliteiten verschuldigd. Je zo overgeven aan je werk en er aan onderdoor gaan, was ook een vorm van slavernij. Woolf vergeleek het zelfs met prostitutie. Maar de prostitutie van de geest, waarbij je je brein verkoopt aan de hebzucht, eer, de macht en uiteindelijk de oorlog, vond Woolf nog veel erger dan de prostitutie van het lichaam.
Overigens had Woolf nog een ander radicaal idee om armoede en afhankelijkheid van vrouwen tegen te gaan. Aangezien veel vrouwen toch gingen trouwen en kinderen kregen, zou het baren en opvoeden van kinderen ook betaald moeten worden. Het zou het vermeende tekort aan nieuwgeborenen oplossen en bovendien zou het niet alleen de vrouw van een eigen inkomen voorzien, maar ook haar man voor een deel verlossen van de slavernij van de betaalde arbeid. Hij zou minder hoeven verdienen, omdat hij zijn vrouw niet hoefde te onderhouden en iets meer tijd overhouden.
Een nieuwe baan met oude waarden
Vrouwen leken vast te zitten tussen de slavernij van de privésfeer en het patriarchale systeem, en de slavernij van het geld verdienen en het bezitten. "Beween the devil and the deep sea"(xiii) Typisch een gevolg van de kapitalistische maatschappij, zouden Arruzza, Bhattacharya en Fraser kunnen zeggen. Kunnen we dan niet net zo goed van de brug afspringen, het opgeven en verklaren dat het menselijk leven een grote mislukking is?
Nee, we moeten ons blijven afvragen hoe vrouwen onafhankelijkheid kunnen verkrijgen door hun eigen geld te verdienen en hoe zij onafhankelijk kunnen blijven door weg te blijven uit de machtsstrijd en oorlog te voorkomen. "Think we must. Let us never cease from thinking-what is this 'civilization' in wich we find ourselves. What are these ceremonies and why should we take part in them? What are these professions and why should we make money out of them?"(xiv)
Woolf vroeg zich af, of vrouwen in de volgende eeuw of nog verder, als vrouwen de beroepen uitvoeren zoals de dat mannen deden, dan waarschijnlijk niet net zo bezitterig, zo jaloers, zo strijdlustig, net zo overtuigd zijn als deze mannen nu zijn? Meulenbelt, Engelen, Arruzza, Bhattacharya en Fraser zouden in ieder geval volmondig "ja!" hebben geantwoord.
Om dit te voorkomen krijgt de organisatie die vrouwen aan het werk wilde laten komen alleen de tweede guinea als zij er alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat de vrouwen die beroepen gaan uitoefenen geen enkel ander mens, man, vrouw, zwart of wit, zullen gaan verhinderen, om ook dat beroep uit te oefenen (mits diegene uiteraard gekwalificeerd is), maar dat ze alles zullen doen om diegene te helpen. (xv)
Een andere belangrijke voorwaarde was dat de organisatie en de vrouwen geen afscheid zouden nemen van de opvoeding die zij als meisje hadden gehad. Er werd weinig geld uitgegeven aan onderwijs voor vrouwen, maar ze hadden wel les gekregen van een aantal belangrijke leraren: armoede, kuisheid, spot, gebrek aan rechten en privileges, maar ook vrijheid van onechte loyaliteiten (steun moeten blijven geven aan universiteiten, kerken en steden, ongeacht hun opinie). Deze kosteloze scholing sloot precies aan bij hun salarisloze beroepen. Hoe onaantrekkelijk dit op het eerste gezicht ook was, deze geleerde lessen, deze waarden moesten van Woolf toch gekoesterd worden.
Met armoede bedoelde ze dat je genoeg verdient om van te leven. Genoeg om onafhankelijk te zijn van anderen en om goed voor de ontwikkeling van je lichaam en geest te zorgen. Maar dan ook geen cent extra! Met kuisheid wordt bedoeld dat je je beroep uitvoert omwille van het beroep zelf. Weiger je hersenen te verkopen, te prostitueren. Laat je niet verleiden tot geld. Met spot wordt bedoeld dat je moet bedanken voor alle eer en faam. Alle lintjes, prijzen, ordes en titels weiger je en geef je direct weer terug. En met vrijheid van onechte loyaliteiten wordt bedoeld dat je nationalisme en nationale trots als eerste moet laten vallen. Geen trots voor afkomst, educatie, sekse of religie en alle bijbehorende loyaliteiten.
En zo heeft de zogenaamd snobistische Woolf, witte vrouw uit de hogere klasse in de jaren '30, toch een paar ideeën die goed aansluiten bij het 'linkse feminisme' van deze tijd, en bij, als je bedenkt dat dit gericht was op het voorkomen van oorlog, het doel van internationale vrouwendag 2021.
In haar eigen leven schreef Woolf voor veel verschillende kranten, maar uiteindelijk zette ze haar eigen drukpers op, om zo echt in vrijheid te kunnen publiceren. Ze deed dit samen met haar man Leonard Woolf, een man van Joodse komaf met linkse ideeën. Virginia Woolf kreeg in haar leven verschillende eredoctoraten aangeboden, en zelfs een onderscheiding van de koning, maar ze weigerde ze allemaal.
De buitenstaanders
De laatste Guinea geeft Woolf aan de man die haar vraagt te helpen om de oorlog te voorkomen. Maar vrouwen zouden dat wel anders moeten doen dan de mannen uit dezelfde klasse. Zoals hierboven omschreven zouden zij de manier waarop ze opgevoed waren niet overboord gooien, maar op een positieve manier inzetten. Als ze zelf een vereniging zouden oprichten dat zou het "Society of Outsiders", vereniging van buitenstaanders, heten. Dat bekt misschien niet erg lekker, maar het komt wel overeen met de feiten; de vrouwen die eindeloos van alles geweigerd werd, educatie, bezit, geld, een mening, die zetten zich nu in voor vrijheid, gelijkheid en vrede. Het zou een vereniging zijn zonder commitee, zonder secretariaat, zonder kantoor, zonder fondsen en zonder vergaderingen.
De vereniging zou zich moeten toeleggen op het ontmoedigen van oorlog, vooral door er totaal geen aandacht aan te besteden. Het zou gebleken zijn dat actie ondernemen veel moeilijker is voor mensen als iedereen om hen heen het niet uit lijkt te maken, dan wanneer hun mogelijke acties het centrum van aandacht en emotie zijn. Vandaar dus dat actief ontmoedigen ook een indirecte aanmoediging zou zijn.
De vereniging zou vrouwen die de onbetaalde arbeid van huisvrouw en moeder verrichtten moeten ondersteunen en pleitten voor hun inkomen.
De vrouwen zouden geïnteresseerd moeten zijn en blijven doorleren in het werk dat ze doet. Niet voor meer salaris, maar voor het werk zelf, voor de kennis en voor de maatschappij. Ze zouden het tot hun plicht zien om alles wat de kerk en de universiteiten zeggen goed en grondig te onderzoeken, aangezien ze ervoor betalen via de belasting.
Wat opvalt in Woolfs betoog is dat ze een voorstander lijkt van passieve acties; iets nalaten om een positieve invloed te hebben op de maatschappij. Zo omschrijft ze een trend die gaande leek van vrouwen om weg te blijven uit de kerk. Ondanks dat de kerkleiders vrouwen in geen enkele positie in de kerk toelieten, was het wel de bedoeling dat zij op zondag kwamen opdraven om naar de preek te luisteren. De opdracht die zij voor zichzelf zagen om een bepaalde moraal over te dragen op de gemeente, was niet effectief als de helft van die gemeente afwezig was. Door hun afwezigheid was de aanwezigheid van vrouwen ineens gewenst! (xvi)
Al met al zou ik willen zeggen dat Woolf toch heel aardig aan de slag was gegaan met dat 'omdenken' (hoewel ik niet weet of het wel in 'pure vorm' was.)
Afwezigheid; je invloed aanwenden voor de 99%
Schitteren door afwezigheid. Afwezigheid van roem, van publiciteit, van rijkdom, van onoprechte loyaliteiten. Zo kon je invloed hebben, zonder dat dit ten koste van anderen ging. Zo kon een maatschappij echt een andere richting krijgen en niet klakkeloos de richting van de rijke mannen volgen. Vrijheid, gelijkheid en vrede was de missie van Woolf. Dat is iets anders dan vrijheid gelijkheid en broederschap. Broederschap impliceert insluiting, maar daar waar insluiting is, is ook altijd uitsluiting. Uitsluiting brengt ongelijkheid, armoede en soms ook oorlog.
De uitsluiting die ook het linkse feminisme tegen wil gaan. Niet de eenling naar de top en de rest tegen elkaar uitspelen, maar samen optrekken en een andere richting in gaan. Als we met elkaar optrekken, kunnen we daadwerkelijk impact maken. De impact die het oppervlak van de neoliberale samenleving vervormd. Voor de 99% van de mensen, ongeacht hun sekse, klasse, ras, religie, leeftijd of gezondheid.
Reacties
Wat een interessante en knappe duiding, het boek is dus nog steeds actueel.
Reactie toevoegen