Van onbeperkt leefbaar naar onbeperkt deelbaar en onbeperkt speelbaar
Van onbeperkt leefbaar naar onbeperkt deelbaar en onbeperkt speelbaar
LONGREAD, Deel 2 van 2
In het eerste deel van mijn bijdrage aan Internationale Vrouwendag 2023 heb ik het boek Het Misverstand Vrouw, over de misleiding van de huisvrouw en haar mogelijkheid tot zelfverwerkelijking van Betty Friedan uit 1971 gebruikt om het thema onbeperkt leefbaar te bespreken. Daar wil ik graag een vervolg aan geven.
Friedan schetste de cultuur van de (meestal witte rijke)Amerikanen in de jaren '50 en '60, die tot doel had de vrouw enkel moeder en huisvrouw te laten zijn. De wetenschap, het onderwijs, de producten, de tijdschriften; allemaal waren ze doordrenkt met het vervalste beeld van de gelukkige stralende vrouw die haar enige echte roeping heeft gevonden in het huishouden en het moederschap. Het gevolg hiervan was dat veel vrouwen min of meer in stilte leden aan neuroses, verveling, een gebrek aan ontwikkeling en aan identiteit. Zeer beperkt leefbaar dus. Om zichzelf te verwezenlijken zouden ze aan het werk moeten, volgens Friedan. Niet zomaar een bijbaantje, maar interessant werk op goed niveau.
Wat zou er gebeuren als iedereen op de wereld aan de slag ging met zelfverwerkelijking, vroeg ik me af? Mogen we beperkt worden in onze zelfverwerkelijking?
Tegenwoordig zijn steeds meer mensen hoger opgeleid en zijn steeds meer mensen op zoek naar een functie waarin je kunt doorgroeien. Maar betekent die persoonlijke groei ook maatschappelijke groei? Die persoonlijke groei kun je bovendien ook flink geld mee verdienen. Vooral de commerciële sector verdient goed. Ondertussen hebben we een groot tekort aan zorgmedewerkers, leraren, kinderopvangmedewerkers, buschauffeurs, treinpersoneel, jeugdzorgmedewerkers. Beroepen die geen hoog salaris of hoge status hebben. En degenen die ze uitvoeren denken er niet zelden aan om ermee te stoppen. De werkdruk, of juist het te kleine contract, het salaris of het rooster, de wetten en regels, maken het onmogelijk om het werk goed uit te voeren, of van rond te komen, of het te combineren met het privéleven.
Overbodig werk
Rutger Bregman en Jesse Frederik schreven een paar jaar geleden het boek Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. In het essay onderzoeken ze welke rijkdom nu echt verdiend is. Waarom verdienen de beroepen waar we niet zonder kunnen zoveel minder dan beroepen die min of meer overbodig zijn?
Een paar eeuwen geleden werkte bijna iedereen nog in de landbouw. Dat stelde een rijke bovenklasse in staat om te luieren, te rentenieren en oorlog te voeren- hobby’s die geen welvaart creëerden, maar louter verplaatsten of vernietigden. Werken was voor paupers.
Inmiddels werken er veel minder mensen in de landbouw en de landbouw is efficiënter geworden. (In 2010 gaf de Nederlandse koe al twee keer zoveel melk als in 1960.) (1) Maar dat betekende ook dat er meer mensen een baan gingen zoeken in de dienstensector. En om werk te vinden in deze sector moesten we steeds hoger opgeleid zijn. Dat heeft welvaart opgeleverd, maar het droeg er tegelijkertijd aan bij dat mensen vaker hun geld kunnen verdienen, zonder iets werkelijk bij te dragen. Naarmate we rijker en slimmer worden, groeit het risico op overbodigheid. We lijken dus nog steeds op die edelen die rijkdom slechts verplaatsen en op die zwoegende boeren, hoewel dat vaak de mensen zijn die we in het buitenland goedkoop voor onze spullen laten werken.
Ik heb het misschien niet duidelijk aangegeven, maar aan het eind van haar boek geeft Friedan wel degelijk aan dat het werk dat vrouwen moeten zoeken niet alleen moet zorgen voor zelfverwerkelijking, maar dat het ook een maatschappelijk doel moet dienen. De voorbeelden van werkende vrouwen die verspreid over het boek gegeven worden zijn lerares, arts, microbioloog, kunstenaar. Maar ook geeft ze voorbeelden van de sterke daadkrachtige vrouwen die als pioniers de plantages en boerderijen beheerden en hielpen met de opbouw van de nieuwe nederzettingen in Amerika. (2) Dat is een voorbeeld waar ik weer bedenkingen bij heb. Het diende zeker een maatschappelijk doel, maar ik vraag me dan af wie daar allemaal onder die activiteiten te lijden hebben gehad. Hoe kun je werken aan zelfverwerkelijking als dat beperkingen oplevert in het leven van anderen of het zelfs onleefbaar maakt?
De econoom John Meynard Keynes, aangehaald door Bregman en Frederik, voorspelde bijna een eeuw geleden dat we in 2030 nog maar vijftien uur zouden werken. Onze welvaart zou zo gegroeid zijn en de rijkdom zouden we omzetten in vrije tijd. (3) Dat is helaas niet zo, we werken juist nog meer. Onze consumptieverslaving kan daar niet schuldig aan zijn, want dat werk hebben we uitbesteed aan robots en lageloonlanden.
Antropoloog David Greaber muntte in 2013 de term 'bullshit jobs'. Bullshit jobs zijn banen waarvan degene die ze uitvoert eigenlijk gelooft dat het werk overbodig is. (4) En er zijn heel veel van dit soort bullshit jobs. Denk aan zoiets als socialmedia strategen of public relations advisors, maar soms ook gewoon manager. Om nog maar te zwijgen over influencers die via social media invloed uitoefenen en geld verdienen. Uit onderzoek van de TU Delft blijkt dat landen met meer managers juist minder productief en innovatief zijn. (5) Juist met deze banen wordt veel geld verdiend. En wat voegt het toe? En hoe lang gaan we dat volhouden, hoe lang is het leefbaar?
Meenten
Hoe komen we dan in een situatie die onbeperkt leefbaar is? Waarin iedereen zichzelf kan verwerkelijken, zonder daarin andere mensen ernstig te beperken. Waarin het noodzakelijke werk gedaan wordt en iedereen van de vruchten kan profiteren?
Filosoof Thijs Lijster houdt zich bezig met gemeenschappelijk beheerde domeinen of bronnen, oftewel 'meenten'. Deze meenten zorgen er volgens hem voor dat we meer zijn dan een optelsom van individuen. Onbeperkt leefbaar zijn meenten in die zin, dat iedereen ervan gebruik kan maken naar eigen behoefte. Maar, (en daar komt de beperking) nooit meer dan nodig is of in ieder geval niet zoveel dat een ander het nakijken heeft.
Zowel Lijster als Bregman en Frederik wijzen erop dat met de komst van het kapitalisme het gemeenschappelijk bezit verdween. Neoliberalisme gaat gepaard met nieuwe onteigening en privatisering van de meenten. Neoliberalisme moet je daarbij volgens Lijster niet alleen zien als een politiek en economisch systeem, maar als een cultuur. Een cultuur waarin de problemen die je hebt gezien worden als persoonlijke problemen, niet als maatschappelijke problemen. Het zelfredzame individu kan slagen in het leven, dan is dat zijn eigen verdienste, of hij/zij kan falen in het leven, dan is dat zijn eigen probleem. (6) En zo maakt de vrije markt ons niet vrij, maar zitten een heleboel mensen gevangen in de gevolgen ervan. Een beperkt leven. Zoals uit het verhaal van Friedan blijkt, zijn er vaak veel verschillende krachten tegelijkertijd werkzaam, waardoor mensen kiezen om hun leven op een bepaalde manier in te delen, zonder dat er daarbij gesproken kan worden over een echte vrije keuze. En wat persoonlijke problemen lijken, blijken dan maatschappelijke problemen te zijn.
Maar die gedeelde bronnen en domeinen, werkt dat dan wel? Econoom Elinor Ostrom, die in 2009 als eerste vrouw ooit de Nobelprijs voor economie in ontvangst nam, heeft onderzoek gedaan naar gemeenschappelijk beheerde domeinen en bronnen die geen privaat eigendom of publiek bezit zijn. Ze liet zien dat dit heel goed kan werken als er goede afspraken zijn en iedereen verantwoordelijkheid neemt. Dat kan bijvoorbeeld een vissersgemeenschap zijn, maar ook zoiets als Wikipedia. (7)
Om zoiets te laten slagen moeten we volgens Lijster op een andere manier naar de mens gaan kijken. De manier waarop we met elkaar omgaan is ook afhankelijk van de bril waar je door kijkt. Dit ontdekte Friedan ook, toen ze het gevolg van Freuds ideeën onderzocht. Hoe je naar een mens kijkt; bijvoorbeeld als inferieur zwak wezen, of als consumerend geïsoleerd individu, bepaalt hoe de samenleving eruit gaat zien. Anders naar mensen en hun drijfveren kijken, kan dus al verandering teweeg brengen. Het kan beperkingen opleggen, maar het kan ook beperkingen opheffen.
Spel
We moeten dus zoeken naar iets dat ons voldoening geeft en waarbinnen we ons kunnen ontplooien. Maar ook naar iets wat zinvol is en wat bijdraagt aan de welvaart van de maatschappij. Als dat niet lukt, dan toch op zijn minst iets waarmee we in ieder geval geen rijkdom en welvaart mee verplaatsen en ook niet iets waarbij we dusdanig onbeperkt onze gang kunnen gaan dat we anderen (bijvoorbeeld de volgende generatie) opzadelen met een reeks beperkingen.
Wat als we al het werk dat zinloos is, alle bullshit jobs, nou schrappen, en ons alleen maar bezig houden met dat wat werkelijk waarde schept in de maatschappij? Zouden velen van ons niet alsnog overbodig blijken? Zouden we allemaal onze tijd opgevuld krijgen met zaken die ons laten groeien? Misschien niet. Wat dan? Op de bank onbeperkt gaan zitten netflixen en muziek streamen? Hoe kunnen we ons ontplooien in iets dat geen noodzaak heeft, maar ook niet nutteloos of schadelijk is?
Filosoof Frank Chouraqui houdt zich bezig met de filosofie van het spel. Spel zijn die activiteiten die we doen zonder goede reden. Het doel van het spel, is het spelen zelf. (8) Natuurlijk kan spel wel degelijk gevolgen hebben; je wordt er fit van, je verbetert je sociale vaardigheden, of je leert er sneller van rekenen, je leert je gevoelens kennen of je leert je in te leven in die van anderen, maar als dat het doel van het spel is, is de lol er al snel vanaf. Een kind heeft geen reden om te gaan spelen en het heeft ook niks nodig van buiten de wereld van het spel – tenminste voor zolang als het spel duurt.
Homo Ludens (de spelende mens) is een wereldberoemd boek van Johan Huizinga uit 1938 dat vandaag de dag nog steeds wordt gelezen en gebruikt. Volgens hem was een gezonde cultuur een speelse cultuur. Spel heeft openheid en onvoorspelbaarheid. Een maatschappij die alles wil dichtmetselen doordat alles berekenbaar is, alles consumeerbaar, die maakt de cultuur kapot. Huizinga noemt een aantal belangrijke voorwaarden voor spel op die van belang kunnen zijn bij de kwestie van (on)beperkte leefbaarheid: Het moet een vrije handeling zijn (geen spel op bevel), het mag geen materieel belang of nut dienen, het kan de speler geheel in beslag nemen, het voltrekt zich binnen een opzettelijk bepaalde tijd en ruimte, dat naar bepaalde regels ordelijk verloopt. (9)
In dat kleine rijtje van voorwaarden zijn twee belangrijke elementen duidelijk met elkaar verbonden, namelijk 'vrijheid' en 'beperking'. Het feit dat spel omwille van zichzelf bestaat en dat er vrijwillig aan wordt deelgenomen, geeft de vrijheid en ruimte voor een mens om zich op wat voor gebied dan ook te ontwikkelen. De regels en de beperkte tijd en ruimte maken dat het beheersbaar is, dat er grenzen zijn en dat we er weer uit kunnen stappen. Het zijn de beperkingen die juist vrijheid geven, want zo kan er iedere keer weer opnieuw gespeeld worden.
Duitse filosoof Mortiz Schlick van begin twintigste eeuw, meende dat we nooit de zin van het bestaan zullen ontdekken zolang we vanuit het behalen van doelen blijven denken. Werk wordt zo belangrijk gevonden, maar het is een doelgerichte activiteit. Het dient een doel, maar het is geen doel op zichzelf. Schlick zag in 1927 ook al dat er activiteiten zijn die nodig zijn om te leven, dat er een deel is dat weer nodig is voor andere soorten arbeid en een ander groot deel dat overbodige rotzooi is. Een doctrine die het werk als middelpunt van het bestaan ziet, kon volgens hem niet kloppen omdat elke werkactiviteit slechts een middel is en alleen waarde krijgt dankzij de doelen buiten die activiteit zelf. Hij zegt zelfs: "Maar een beschaving die kunstmatige kweekplaatsen voor zielloze rommel in stand houdt via gedwongen slavenarbeid, moet op den duur wel ten onder gaan aan de eigen absurditeit." (10) (De man had de koopgekte van Friedans Amerikaanse huisvrouwen uit de jaren ’60 nog niet eens meegemaakt, laat staan onze tijd van influencers, en wereldwijde (web)winkelketens waarvan alles goedkoop in Azië geproduceerd wordt.) Alles wat er dan over zou blijven zijn hobby’s die ware cultuur genereren. (11) De waarde van het leven kan alleen worden gevonden in situaties die omwille van zichzelf bestaan en hun eigen bevrediging in zich dragen. Spel dus, maar het zou ook kunst kunnen zijn. Werk kan wel veranderen in spel, door het plezier van het creëren. (Andersom kan ook, zoals de topsport) Daarbij moeten we spel wel in brede filosofische zin zien.
Een van mijn favoriete bordspellen om met kleuters te doen is Boomgaard. Boomgaard is een samen werkingsspel. Je moet gezamenlijk proberen de boomgaard leeg te krijgen door telkens als je met de dobbelsteen hebt gegooid een stuk fruit uit de boom te halen en in je eigen mandje te doen. Als de spelers de boomgaard eerder leeg hebben dan dat de puzzel van de raaf af is, hebben zij met elkaar gewonnen. Maar is de puzzel met de raaf als eerst compleet, dan hebben de spelers samen verloren.
En ik denk dat we dat in onze samenleving moeten proberen te voorkomen; dat we samen verliezen.
Net als in het echte leven, is het tijdens dit spel voor sommige kinderen interessant om te kijken wat je er voor jezelf uit kan halen. Sommige kinderen vinden de kersjes het mooist en willen er daar zo veel mogelijk van. Dan is op een goed moment de kersenboom leeg. Gooi je daarna rood met de dobbelsteen? Dan kun je niks en gaat je beurt verloren. Voor iets ouderen kinderen is het dus de kunst om in te zien dat je voor het beste resultaat niet moet kijken naar je eigen mandje, maar naar de verdeling in de bomen. Hoe gelijkmatiger verdeeld, hoe groter de kans dat zo lang mogelijk alle beurten benut kunnen worden. In het echte leven is dat ook onze neiging. De mensheid verzamelt het liefst alleen dingen met het oog op het eigen mandje, net zolang tot het onleefbaar is en we gezamenlijk verliezen.
Ik denk dat spel, in een brede betekenis, een hele belangrijke rol kan hebben wanneer we op zoek gaan naar die activiteiten die ons zelfverwerkelijking en identiteit verschaffen. Het heeft iets onbeperkts, in die zin dat spel steeds opnieuw gespeeld kan worden. We kunnen steeds weer leren spelen. De beperkingen en regels die eraan verbonden zijn, herinneren ons aan de ander, nu en in de toekomst, die wellicht beperkingen of mogelijkheden kan ontlenen aan onze activiteiten. Onbeperkt speelbaar.
Ik denk dat veel mensen niet zozeer geen enkele beperking kunnen tolereren, maar vooral zoeken naar een evenwicht. Gelukkig zijn er af en toe beperkingen die ervoor zorgen dat we niet vroegtijdig verliezen. Laten die beperkingen dan wel voor ons allemaal dezelfde zijn. En laten we elkaar dezelfde vrijheden geven. Het creëren van meenten en situaties voor spel kunnen ons daar wellicht bij helpen. Misschien moeten we dus niet steeds streven naar het onbeperkte, maar vooruit denken en proberen in te schatten waar we in de toekomst beperkingen tegen gaan komen. Niet om die te ontwijken of uit te stellen. Maar om ze juist naar voren te halen en te bedenken of en hoe ze onze eigen vrijheid en die van anderen kunnen vergroten.
Einde
Noten:
- Bregman, Frederik, 2016, p. 42
- Friedan, 1971, p. 229
- Bregman, Frederik, 2016, p. 47
- Bregman, Frederik, 2016, p. 47
- Bregman, Frederik, 2016, p. 49
- van Ditmars, Filosofie Magazine, 2022 nummer 12, p.9
- van Ditmars, Filosofie Magazine, 2022 nummer 12, p.10
- van Dijk, Filosofie Magazine, 2022 nummer 12, p.28
- Meester, Filosofie Magazine, 2022 nummer 12, p.37
- Schlick, Filosofie Magazine, 2022 nummer 12, p.34
- Schlick, Filosofie Magazine, 2022 nummer,12, p.34
Reactie toevoegen