Bonus 1: Het Naratief
Bonus 1: Het Naratief
Bonusmateriaal
In de Zomerspecial van dit jaar - Politeia, of: de (Ideale) Staat - volgde ik vrij strak de structuur en thematieken van het origineel. Meer nog, dan dat ik vorig jaar deed bij Het Kapitaal.
Hoewel Politeia niet het doel had om een samenvatting van Plato's werk te zijn, is deze er wel uit te distilleren. Diverse verwijzingen in mijn Zomerspecial naar het origineel vormen samen een samenvatting van Plato's Ideale Staat - inclusief een doorkijkje naar wat erop volgde. Deze verwijzingen zijn nu samengebracht tot, inderdaad: een SAMENVATTING VAN PLATO's POLITEIA!
Plato: Politeia
Het begin van 'De Ideale Staat' beschrijft hoe Plato's leermeester Sokrates na een bezoek aan een festival wordt uitgenodigd door een paar vrienden om te discussiëren. Ze raken in gesprek over de vraag wat nu precies een goed mens is. Maar welke stelling er ook geponeerd wordt, Sokrates weet telkens een paar kleine kanttekeningen te plaatsen ~ en uiteindelijk wordt de gehele stelling ontkracht.
Eén van de aanwezigen, Thrasymachos, ergert zich groen en geel aan de retorische vaardigheden van Sokrates en poneert de stelling dat een goed mens doet wat in het belang van de sterkste is. Hij is ervan overtuigd dat hij de ultieme definitie van een goed mens heeft geleverd.
Zijn argumentatie luidt als volgt: de macht van elk land ligt bij de regerende klasse. Die vaardigt wetten uit in haar eigen belang, en geldt als norm voor de gehele bevolking. De wet overtreden druist in tegen het belang van de regerende klasse, de sterkste, en is derhalve een misdaad.
Uiteraard wordt ook deze stelling gefileerd door Sokrates.
Moraal
Nadat Thrasymachos zijn stelling over de regerende klasse genadeloos ontkracht ziet worden, poneert hij een stelling tegen de moraal. Een verstandig mens doet immers wat in zijn voordeel is, en immoreel gedrag levert vaak voordeliger gevolgen dan moreel gedrag. Aangezien een goed mens verstandig handelt, is immoreel gedrag dus goed gedrag.
In het discussiërende gezelschap bevindt zich Glaukon, die bemerkt dat Thrasymachos' populistische praatjes steeds meer opgang doen. En hoewel hij zich er niet bij neer kan leggen dat het leven enkel draait om het eigen gewin, heeft hij hierop nog nooit een bevredigend weerwoord gehoord.
Hij wendt zich tot Sokrates, en legt hem een verrijkte, meer doorwrochte versie van Thrasymachos' theorie voor. Hij geeft er blijk van ~ in tegenstelling tot Thrasymachos ~ zich met hart en ziel in de materie te hebben verdiept.
En waar Thrasymachos zijn stellingen opwerpt in de hoop zijn gelijk bevestigd te krijgen (waardoor hij zich de meerdere van Sokrates zou kunnen tonen), wil Glaukon juist de onjuistheid van zijn stelling aangetoond krijgen. Thrasymachos zoekt macht, Glaukon wijsheid.
Ironisch genoeg is het juist de stelling van Glaukon, die Sokrates aan het wankelen brengt. Hij heeft geen pasklare respons op het Glaukon's gloedvolle pleidooi tegen de moraal. Het is te ingewikkeld de stelling te weerleggen op het niveau van een enkele mens; Sokrates besluit daarom uit te zoomen naar de samenleving als geheel.
De Staat
In zijn reactie op het pleidooi tegen de moraal, tuigt Sokrates een maatschappij van begin af aan op. De mens heeft voedsel, kleding en onderdak nodig; een samenleving bestaat dus minimaal uit een boer, een kleermaker en een huizenbouwer ~ eventueel aangevuld met een schoenmaker of een andere handwerker.
Sokrates' gezelschap kan niet anders dan dit beamen. Ook moeten ze beamen dat deze samenleving beter af is wanneer elk van hen zich kan richten op een specifieke taak, dan wanneer ieder lid afzonderlijk en enkel ten bate van zichzelf zorg draagt voor zijn huis, voedsel, kleren, schoenen, en wat er nog meer nodig is.
Omdat een mens het meest succes behaalt in zijn werk, wanneer hij of zij zich specialiseert, betoogt Sokrates, zullen er meer mensen nodig zijn; bijvoorbeeld makers van de gereedschappen die de anderen weer kunnen gebruiken voor hun werkzaamheden.
Langzaam maar zeker voegt hij steeds meer mensen aan die minimale samenleving toe ~ opdat er in steeds meer behoeften wordt voorzien. Maar dan nog zal de samenleving zaken nodig hebben waarover zijzelf niet beschikt; die zullen door handelsreizigers van elders geïmporteerd moeten worden. Maar die kun je niet met lege handen op pad sturen; anders komen ze ook met lege handen terug. Dus zal er een surplus moeten worden geproduceerd, ten behoeve van de export.
Met zijn samenleving tuigt Sokrates een economie op. Een plaats waar diensten en goederen tegen elkaar worden uitgewisseld, veelal met tussenkomst van geld. Onderwijl blijft hij zijn gehoor ervan overtuigen dat dit alles tot voordeel is van alle deelnemende partijen.
"Als men dan iets met de anderen deelt, doet men dat in de overtuiging dat men daarmee gebaat is," zegt hij.
Sokrates deelt de samenleving op in drie categorieën, die elk een element van de psyche vertegenwoordigen. De mensen die zich bezig houden met geld verdienen ~ de markt ~ vertegenwoordigen het psychische element van de begeerte.
Dan zijn er de mensen die zich bezighouden met het beschermen van de samenleving. Sokrates noemt hen de militie (anno nu zou je daar naast het leger ook politie, brandweer en andere veiligheidsinstanties onder moeten scharen). Zij zouden het psychische element van het temperament vertegenwoordigen.
Het derde element van de psyche ~ de ratio ~ wordt vertegenwoordigd door de mensen die zich bezighouden met het algemene belang. Zij moeten de boel overzien en de keuzes maken die goed zijn voor de gehele samenleving, op basis van wijsheid en inzicht. Zij zijn het die de wetten moeten opstellen. Het bestuur.
De utopie die Sokrates voorspiegelt, noemt hijzelf eenaristocratie ~ "regering door de besten" ~ en stelt hij gelijk aan een monarchie. In de traditionele betekenis houdt zou dit inhouden dat een samenleving respectievelijk door een adelstand of een vorst geleid wordt.
In Sokrates' versie wordt die adelstand niet gevormd middels een erfsysteem, waarbij een edele alleen maar uit de juiste baarmoeder hoeft te kruipen om aanspraak te maken op macht. Nee, je moet werken om in de adelstand te geraken; je moet jezelf vormen tot een intellectuele bovenmens en je tevens ontdoen van aanspraak op privébezittingen ~ wil je aan de macht komen.
De kans op macht is niet enkel voorbehouden aan enkele families, maar aan iedereen. Arm of rijk, ongeacht wat je ouders doen of hebben gedaan. In Sokrates' samenleving is iedereen gelijkwaardig. Ook vrouwen.
Sokrates wordt zelden onderbroken wanneer hij zijn visie op de ideale staat ontvouwt. Deels is dat omdat zijn verhaal logisch in elkaar steekt ~ maar waar dat niet zo is, laat zijn gezelschap het maar wat vaak na om in te grijpen.
Natuurlijk hoef je dat niet te verwachten van Thrasymachos; die is simpelweg niet uit het juiste intellectuele hout gesneden. Ook Glaukon laat het afweten. Die wil zo graag dat zijn vraagstuk wordt opgelost, dat hij geneigd is elk woord van Sokrates te slikken als zoete koek.
De enkele keer dat er een kritische noot wordt geplaatst bij Sokrates' uiteenzetting, is het vooral Glaukon's broer, Adeimantos, die hem plaatst.
Staatsvormen
De enkele interrupties die Adeimantos pleegt, vragen vooral naar praktische punten. Welke positie moet de vrouw innemen in de samenleving? Zouden politici wel genoegen nemen met een bezitloos bestaan in een barak ~ terwijl ze een luxeleven zijn gewend?
Uit Sokrates' beantwoording blijkt dat hij een theoreticus pur sang is. Hij is ervan overtuigd dat A via logische gevolgtrekking onherroepelijk langs B naar C gaat. Hij vraagt zich niet of of er andere consequenties denkbaar zijn van A, of dat A überhaupt een gelegitimeerd uitgangspunt is.
Vanuit zijn theoretische stelligheid onderscheid hij ook een vijftal staatsvormen of constituties, die hij onlosmakelijk koppelt aan een vijftal menstypes, en een specifieke volgorde waarin de ene staatsvorm (bij moreel verval) teloorgaat in de andere.
- Aristocratie of Monarchie: waarin de beste, meest geschikte mensen worden voorzien van 'koninklijke macht'. In het geval van zijn utopie zijn dat dus bezitloze wetenschappers.
- Timocratie: waarin de macht ligt bij de meest ambitieuze, eerzuchtige mensen. Dit komt doordat de leiders onzorgvuldig zijn bij het aanstellen van hun opvolgers.
- Oligarchie: waar geregeerd wordt door 'het kapitaal', omdat de timocratische leiders inhalige kinderen voortbrengen.
- Democratie: waarin de macht ligt bij het volk, en een veelheid van opvattingen naast elkaar kunnen bestaan. Een democratie ontstaat wanneer de armere klasse de verwaarlozing of uitbuiting door de rijke, regerende klasse niet meer pikt.
- Dictatuur: de macht ligt hier bij één enkel persoon. Als de democratie zwakke politici voortbrengt, zal de dictatuur ontstaan op het moment dat één sterk persoon de macht naar zich toe weet te trekken en door het volk in het zadel wordt gezet.
Het is niet voor niets dat Sokrates voor zijn staat een aristocratisch bestuur had uitgekozen. Hij hecht er waarde aan dat een elite regeert; niet zozeer vanwege een afkeer van gewone mensen. Het betreft hier immers een aristocratie waarin je niet via afkomst, maar door verdienste in de 'adelstand' belandt. In zijn aristocratie maakt een vrouw uit de arbeidersklasse evenveel kans op een bestuursfunctie, als een man uit de kapitalistenklasse. In die zin wordt zijn aristocratie bewalmd door zoete democratische geuren.
Maar het is wel het psychische element van de ratio dat aan het roer moet staan. Het verstand kan de begeerten en temperamenten op waarde schatten; een mens dat zich laat leiden door zijn verstand maakt de juiste keuzes. Datzelfde geldt volgens Sokrates voor een samenleving; ook die is het beste af wanneer die geleid wordt door het verstand.
De Waarde
Voor hem zijn kennis, inzicht en wijsheid van enorme waarde. Waardevoller nog dan goud of andere materiële rijkdom. Hij noemt wetenschappers de “werkelijke kapitalisten”; zij beschikken immers over het meest waardevolle dat er bestaat. Iemand met eenmening zonder achterliggend inzicht, daarentegen, al is het de “juiste mening”, is voor hem hoogstens “een blinde op de juiste weg”.
Dat is echter niet het enige verband dat hij legt tussen kennis en gezichtsvermogen. Daarbij betrekt hij iets wat hij “de waarde” noemt, die van essentieel belang is voor kennis. Die waarde is als de zon:
- De zon geeft licht, zodat je objecten kan zien.
- De zon kan zelf ook gezien worden.
- De zon is betrokken bij de wording en het groeiproces van de (levende) dingen die gezien worden dankzij de zon.
De relatie die de zon heeft met zowel het gezichtsvermogen als met de zaken die gezien kunnen worden, is volgens Sokrates dezelfde als de relatie die de waarde heeft met kennis en de zaken die gekend kunnen worden.
De waarde is, zogezegd, de zon van de wetenschap.
De Grot
Nadat Sokrates heeft uitgelegd wat "de waarde" is, legt hij uit hoe het is om deze te ontdekken. Dat doet hij aan de hand van een gelijkenis, die ongetwijfeld de meest bekende is van Plato's werken: de grot.
Mensen die de waarde niet kennen, zijn als mensen die hun hele leven zijn vastgeketend in een grot en enkel zicht hebben op een wand die beschenen wordt door een vuur. De schaduwen op de wand ervaren zij als de realiteit.
Zou er iemand ontsnappen uit de grot, en voor het eerst andere dingen zien dan de schaduwen, dan zou ze aanvankelijk overweldigd zijn van alle indrukken. Langzaam maar zeker zou ze wennen, en steeds meer van de wereld zien, tot ze op een goede dag de zon ~ de waarde ~ rechtstreeks kan aanschouwen.
Als ze echter terug zou gaan naar de grot, zijn haar ogen niet meer gewend aan de duisternis, en aangezien niemand in de grot ooit iets anders heeft gezien dan schaduwen op de muur, gaan de verhalen over de buitenwereld hen boven de pet. Ze verklaren haar voor gek.
Op haar rust echter wel de zware taak om de gevangenen te overtuigen van het bestaan van de buitenwereld en hen daar naartoe te leiden. Opdat zij ook op een dag de zon zien...
Onsterfelijkheid
De les over de zin van de moraal beweegt zich tijdens het betoog van Sokrates steeds verder van het aardse af, richting het mystieke. De Waarde en de Grot zijn in zekere zin nog behapbaar voor gewone stervelingen; echter, op het eind lanceert hij het concept van de "onsterfelijke psyche".
Ook hiervoor heeft hij een dusdanig logische, rationele (maar dat wil nog niet zeggen: juiste) onderbouwing, dat zijn gevolg hier geen kanttekeningen bij plaatst.
Immoreel gedrag, stelt Sokrates, is slecht voor de psyche, die daardoor aan kwaliteit verliest. Maar, zoals een lichaam uiteindelijk aan "kwaliteitsverlies" (verwonding, ziekte) sterft, kan de psyche niet sterven. Er is immers nog nooit iemand direct gestorven aan immoraliteit; hoogstens indirect ~ bijvoorbeeld als haar gedrag ertoe leidt dat zij hiervoor ter dood wordt gebracht. Wanneer zoiets gebeurt, is het telkens het lichaam dat buiten werking wordt gezet; de psyche blijft onberoerd.
Hij sluit zijn betoog af met een verhaal over het hiernamaals, dat hij voor waargebeurd houdt, en waarin een proces van reïncarnatie wordt beschreven.
Epiloog
Het is niet goed met Sokrates afgelopen. Hij werd aangeklaagd als oproerkraaier, en ter dood veroordeeld. Deze dood werd hem toegebracht in de vorm van een gifbeker.
Ik sluit overigens niet uit dat de schrijvers van de evangelieën bekend waren met deze geschiedenis; en dat een zin als "Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan!" (Mat. 26:39) hier een directe verwijzing naar is ~ maar dat terzijde.
Sokrates' lichaam stierf op zeventigjarige leeftijd en liet een vrouw en (ten minste) drie kinderen na. Zijn psyche, echter, dat is een heel ander verhaal...
Of Sokrates onsterfelijk was op de manier waarop hij het zelf voor ogen had is niet vast te stellen. Van zijn eventuele reïncarnatie is niets bekend ~ of hij daadwerkelijk is gereïncarneerd is een geloofskwestie. Maar hij leefde voort. Bijvoorbeeld als hoofdpersonage in de werken van zijn leerling Plato; zoals "Politeia", dat op haar beurt weer de basis vormde voor deze reeks. In "de Apologie" en "de Phaedo" staan respectievelijk het proces tegen Sokrates, en zijn dood beschreven.
Plato heeft ook Aristoteles opgeleid, die op zijn beurt Alexander de Grote weer opleidde. En zo behoort één van de grootste rijken in de oudheid in zekere zin ook tot Sokrates' nalatenschap.
LEES OOK HET BOEK:
- Plato - De Ideale Staat (Politeia)
Vertaald door Gerard Koolschijn in 1975
Uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennip; Amsterdam
Reactie toevoegen